Vrouw uit Harderwijk procedeert al 18 jaar voor Wmo-voorziening.
De vrouw moest met een ambulance naar zittingen worden vervoerd en woont de zittingen liggend in een brancard bij.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gemeente Harderwijk zich opnieuw moet buigen over het Wmo-verzoek van een vrouw die al in 2006 een aanvraag deed maar feitelijk nog steeds over geen enkele voorziening beschikt. De Raad noemt de situatie ‘schrijnend’, met name omdat is vastgesteld dat de gezondheid van de vrouw ernstig is.
‘Tekenend voor de situatie waarin appellante verkeert is dat zij naar de zittingen wordt vervoerd in een ambulance, de zittingen bijwoont gelegen op een brancard en ter zitting op de vraag wat zij hoopt te bereiken met deze procedure heeft geantwoord: Te kunnen douchen’, aldus de Raad in haar vonnis. Hoewel de vrouw zelf ook ‘niet steeds de meest effectieve weg is gevolgd’, vindt de Raad dat van het college mag worden verwacht dat ze niet zo afwachtend had gehandeld.
‘Van het college als verantwoordelijke voor de uitvoering van de Wmo 2015 had mogen worden verwacht een zodanige rol te spelen dat appellante niet gedurende een groot aantal jaren van noodzakelijke voorzieningen verstoken zou zijn gebleven’, oordeelt de Raad. Al in 2006 deed de vrouw voor het eerst haar aanvraag. Na verschillende afwijzingen werd in 2013 voor het eerst vastgesteld dat zij in aanmerking kwam voor aanpassingen in haar badkamer en een tillift.
Andere voorzieningen kreeg de vrouw niet, en daarmee was ze niet tevreden. Zo blijkt uit het vonnis nu door de Raad. Dat leidde tot verschillende beroepsprocedures. De zaak die uiteindelijk voor de Centrale Raad is gekomen gaat over de vraag of de vrouw tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel uit 2019. De Raad zegt van wel, ondanks dat het beroep pas twee jaar later volgde, omdat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw de uitspraak uit 2019 tijdig heeft ontvangen.
Vanwege de ‘zeer bijzondere omstandigheden’ in dit geval besluit de Raad om de eerdere uitspraak van de rechter te vernietigen en het college van de gemeente Harderwijk opdracht te geven een nieuw besluit te nemen over de aanvraag van de vrouw. De Raad verwacht van beide partijen een ‘oplossingsgerichte houding’ en adviseert beide partijen zich ‘te laten bijstaan door personen die nog niet eerder bij de zaak waren betrokken om zo op korte termijn een einde te maken aan de voor appellante onhoudbare situatie’.
De vrouw moest met een ambulance naar zittingen worden vervoerd en woont de zittingen liggend in een brancard bij.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gemeente Harderwijk zich opnieuw moet buigen over het Wmo-verzoek van een vrouw die al in 2006 een aanvraag deed maar feitelijk nog steeds over geen enkele voorziening beschikt. De Raad noemt de situatie ‘schrijnend’, met name omdat is vastgesteld dat de gezondheid van de vrouw ernstig is.
‘Tekenend voor de situatie waarin appellante verkeert is dat zij naar de zittingen wordt vervoerd in een ambulance, de zittingen bijwoont gelegen op een brancard en ter zitting op de vraag wat zij hoopt te bereiken met deze procedure heeft geantwoord: Te kunnen douchen’, aldus de Raad in haar vonnis. Hoewel de vrouw zelf ook ‘niet steeds de meest effectieve weg is gevolgd’, vindt de Raad dat van het college mag worden verwacht dat ze niet zo afwachtend had gehandeld.
‘Van het college als verantwoordelijke voor de uitvoering van de Wmo 2015 had mogen worden verwacht een zodanige rol te spelen dat appellante niet gedurende een groot aantal jaren van noodzakelijke voorzieningen verstoken zou zijn gebleven’, oordeelt de Raad. Al in 2006 deed de vrouw voor het eerst haar aanvraag. Na verschillende afwijzingen werd in 2013 voor het eerst vastgesteld dat zij in aanmerking kwam voor aanpassingen in haar badkamer en een tillift.
Andere voorzieningen kreeg de vrouw niet, en daarmee was ze niet tevreden. Zo blijkt uit het vonnis nu door de Raad. Dat leidde tot verschillende beroepsprocedures. De zaak die uiteindelijk voor de Centrale Raad is gekomen gaat over de vraag of de vrouw tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel uit 2019. De Raad zegt van wel, ondanks dat het beroep pas twee jaar later volgde, omdat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw de uitspraak uit 2019 tijdig heeft ontvangen.
Vanwege de ‘zeer bijzondere omstandigheden’ in dit geval besluit de Raad om de eerdere uitspraak van de rechter te vernietigen en het college van de gemeente Harderwijk opdracht te geven een nieuw besluit te nemen over de aanvraag van de vrouw. De Raad verwacht van beide partijen een ‘oplossingsgerichte houding’ en adviseert beide partijen zich ‘te laten bijstaan door personen die nog niet eerder bij de zaak waren betrokken om zo op korte termijn een einde te maken aan de voor appellante onhoudbare situatie’.
Vrouw uit Harderwijk procedeert al 18 jaar voor Wmo-voorziening.
De vrouw moest met een ambulance naar zittingen worden vervoerd en woont de zittingen liggend in een brancard bij.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gemeente Harderwijk zich opnieuw moet buigen over het Wmo-verzoek van een vrouw die al in 2006 een aanvraag deed maar feitelijk nog steeds over geen enkele voorziening beschikt. De Raad noemt de situatie ‘schrijnend’, met name omdat is vastgesteld dat de gezondheid van de vrouw ernstig is.
‘Tekenend voor de situatie waarin appellante verkeert is dat zij naar de zittingen wordt vervoerd in een ambulance, de zittingen bijwoont gelegen op een brancard en ter zitting op de vraag wat zij hoopt te bereiken met deze procedure heeft geantwoord: Te kunnen douchen’, aldus de Raad in haar vonnis. Hoewel de vrouw zelf ook ‘niet steeds de meest effectieve weg is gevolgd’, vindt de Raad dat van het college mag worden verwacht dat ze niet zo afwachtend had gehandeld.
‘Van het college als verantwoordelijke voor de uitvoering van de Wmo 2015 had mogen worden verwacht een zodanige rol te spelen dat appellante niet gedurende een groot aantal jaren van noodzakelijke voorzieningen verstoken zou zijn gebleven’, oordeelt de Raad. Al in 2006 deed de vrouw voor het eerst haar aanvraag. Na verschillende afwijzingen werd in 2013 voor het eerst vastgesteld dat zij in aanmerking kwam voor aanpassingen in haar badkamer en een tillift.
Andere voorzieningen kreeg de vrouw niet, en daarmee was ze niet tevreden. Zo blijkt uit het vonnis nu door de Raad. Dat leidde tot verschillende beroepsprocedures. De zaak die uiteindelijk voor de Centrale Raad is gekomen gaat over de vraag of de vrouw tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel uit 2019. De Raad zegt van wel, ondanks dat het beroep pas twee jaar later volgde, omdat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw de uitspraak uit 2019 tijdig heeft ontvangen.
Vanwege de ‘zeer bijzondere omstandigheden’ in dit geval besluit de Raad om de eerdere uitspraak van de rechter te vernietigen en het college van de gemeente Harderwijk opdracht te geven een nieuw besluit te nemen over de aanvraag van de vrouw. De Raad verwacht van beide partijen een ‘oplossingsgerichte houding’ en adviseert beide partijen zich ‘te laten bijstaan door personen die nog niet eerder bij de zaak waren betrokken om zo op korte termijn een einde te maken aan de voor appellante onhoudbare situatie’.
·334 x bekeken