Kabinet ondanks kritisch rapport: geboortezorg AZC's wel toegankelijk
Asielzoekers hebben vaker complicaties. Faber wijst naar de reis die ze aflegden, terwijl onderzoekers tekortkomingen zien in de zorg hier.
Het kabinet is van mening dat asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke geboortezorg, ondanks dat onderzoekers van het Erasmus MC recent concludeerden dat de situatie problematisch is. Dat blijkt uit antwoorden van minister Faber op schriftelijke vragen van meerdere partijen. Het kabinet erkent wel dat de grootschalige inzet van noodopvanglocaties zorgt voor ‘uitdagingen’.
De onderzoekers van het Erasmus concludeerden medio november 2024 onder andere dat zwangere asielzoekers niet op tijd zorg krijgen. Dat geldt niet alleen voor vrouwen die al zwanger zijn als ze Nederland binnenkomen: ook vrouwen die in de opvang zwanger worden en zelfs vrouwen die al een verblijfsvergunning hebben krijgen vaak pas laat toegang tot de juiste zorg. Daarnaast is de continuïteit van die zorg gebrekkig omdat er veelvuldig overplaatsingen plaatsvinden.
De cijfers zijn verontrustend: er is sprake van een hogere babysterfte rondom de geboorte, meer kinderen met een lager geboortegewicht en verminderde gezondheidsscores. De onderzoekers verwijten die voor een deel aan de minder goed georganiseerde geboortezorg voor zwangere asielzoekers. Stress en andere nadelige omstandigheden spelen ook mee. Verder wordt er vaker (onnodig) een spoedkeizersnede gebruikt, mogelijk vanwege taalbarrières.
In de Tweede Kamer ontstond veel ophef over de cijfers. Verschillende partijen stelden daarop vragen aan de minister. Het kabinet geeft in een reactie daarop aan de cijfers te betreuren, maar zet ook vraagtekens bij de conclusie dat dit zou komen door gebrekkige geboortezorg. ‘De toegang tot zorg is in Nederland goed geregeld en asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke zorg’, schrijft Faber. In plaats daarvan wijst ze op externe factoren en het feit dat ongeveer de helft van de zwangere vrouwen al zwanger is wanneer ze in Nederland aankomen.
‘Dat betekent dat ze in de eerste periode van hun zwangerschap mogelijk niet dezelfde zorg hebben gehad als wij in Nederland gewend zijn. Daarbij komt dat deze vrouwen vaak een zware reis achter de rug hebben op het moment dat ze in Nederland aankomen. Dit kan ook effect hebben op de ontwikkeling van het nog ongeboren kind en daarmee het geboortegewicht of geboorte-uitkomsten', aldus de minister.
Volgens de minister staat het buiten kijf dat ernstige complicaties onder zwangere vrouwen in opvanglocaties voorkomen moeten worden, maar daar wordt volgens haar ook al veel aan gedaan. Zo hebben alle opvanglocaties een speciale aandachtsfunctionaris die het aanspreekpunt is voor de betrokken zorgverleners en weet wie de zwangeren zijn. Ook is de zorg volgens Faber toegankelijk doordat er afspraken worden gemaakt met verloskundepraktijken in de omgeving.
Noodopvang
Ondanks dat de zorg volgens het kabinet dus doorgaans goed geregeld is erkend Faber wel dat de grootschalige inzet van noodopvanglocaties voor obstakels zorgt. Dit terwijl het uitgangspunt is dat in de noodopvang zo min mogelijk kwetsbare personen worden opgevangen. Het gebruik van noodopvang, dat vaak voor korte duur is, maakt het ingewikkelder om bijvoorbeeld de begeleiding van de aandachtsfunctionarissen en de verloskundigen goed te organiseren. Faber zegt toe de conclusies uit het Erasmus-onderzoek in overweging te nemen.
Asielzoekers hebben vaker complicaties. Faber wijst naar de reis die ze aflegden, terwijl onderzoekers tekortkomingen zien in de zorg hier.
Het kabinet is van mening dat asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke geboortezorg, ondanks dat onderzoekers van het Erasmus MC recent concludeerden dat de situatie problematisch is. Dat blijkt uit antwoorden van minister Faber op schriftelijke vragen van meerdere partijen. Het kabinet erkent wel dat de grootschalige inzet van noodopvanglocaties zorgt voor ‘uitdagingen’.
De onderzoekers van het Erasmus concludeerden medio november 2024 onder andere dat zwangere asielzoekers niet op tijd zorg krijgen. Dat geldt niet alleen voor vrouwen die al zwanger zijn als ze Nederland binnenkomen: ook vrouwen die in de opvang zwanger worden en zelfs vrouwen die al een verblijfsvergunning hebben krijgen vaak pas laat toegang tot de juiste zorg. Daarnaast is de continuïteit van die zorg gebrekkig omdat er veelvuldig overplaatsingen plaatsvinden.
De cijfers zijn verontrustend: er is sprake van een hogere babysterfte rondom de geboorte, meer kinderen met een lager geboortegewicht en verminderde gezondheidsscores. De onderzoekers verwijten die voor een deel aan de minder goed georganiseerde geboortezorg voor zwangere asielzoekers. Stress en andere nadelige omstandigheden spelen ook mee. Verder wordt er vaker (onnodig) een spoedkeizersnede gebruikt, mogelijk vanwege taalbarrières.
In de Tweede Kamer ontstond veel ophef over de cijfers. Verschillende partijen stelden daarop vragen aan de minister. Het kabinet geeft in een reactie daarop aan de cijfers te betreuren, maar zet ook vraagtekens bij de conclusie dat dit zou komen door gebrekkige geboortezorg. ‘De toegang tot zorg is in Nederland goed geregeld en asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke zorg’, schrijft Faber. In plaats daarvan wijst ze op externe factoren en het feit dat ongeveer de helft van de zwangere vrouwen al zwanger is wanneer ze in Nederland aankomen.
‘Dat betekent dat ze in de eerste periode van hun zwangerschap mogelijk niet dezelfde zorg hebben gehad als wij in Nederland gewend zijn. Daarbij komt dat deze vrouwen vaak een zware reis achter de rug hebben op het moment dat ze in Nederland aankomen. Dit kan ook effect hebben op de ontwikkeling van het nog ongeboren kind en daarmee het geboortegewicht of geboorte-uitkomsten', aldus de minister.
Volgens de minister staat het buiten kijf dat ernstige complicaties onder zwangere vrouwen in opvanglocaties voorkomen moeten worden, maar daar wordt volgens haar ook al veel aan gedaan. Zo hebben alle opvanglocaties een speciale aandachtsfunctionaris die het aanspreekpunt is voor de betrokken zorgverleners en weet wie de zwangeren zijn. Ook is de zorg volgens Faber toegankelijk doordat er afspraken worden gemaakt met verloskundepraktijken in de omgeving.
Noodopvang
Ondanks dat de zorg volgens het kabinet dus doorgaans goed geregeld is erkend Faber wel dat de grootschalige inzet van noodopvanglocaties voor obstakels zorgt. Dit terwijl het uitgangspunt is dat in de noodopvang zo min mogelijk kwetsbare personen worden opgevangen. Het gebruik van noodopvang, dat vaak voor korte duur is, maakt het ingewikkelder om bijvoorbeeld de begeleiding van de aandachtsfunctionarissen en de verloskundigen goed te organiseren. Faber zegt toe de conclusies uit het Erasmus-onderzoek in overweging te nemen.
Kabinet ondanks kritisch rapport: geboortezorg AZC's wel toegankelijk
Asielzoekers hebben vaker complicaties. Faber wijst naar de reis die ze aflegden, terwijl onderzoekers tekortkomingen zien in de zorg hier.
Het kabinet is van mening dat asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke geboortezorg, ondanks dat onderzoekers van het Erasmus MC recent concludeerden dat de situatie problematisch is. Dat blijkt uit antwoorden van minister Faber op schriftelijke vragen van meerdere partijen. Het kabinet erkent wel dat de grootschalige inzet van noodopvanglocaties zorgt voor ‘uitdagingen’.
De onderzoekers van het Erasmus concludeerden medio november 2024 onder andere dat zwangere asielzoekers niet op tijd zorg krijgen. Dat geldt niet alleen voor vrouwen die al zwanger zijn als ze Nederland binnenkomen: ook vrouwen die in de opvang zwanger worden en zelfs vrouwen die al een verblijfsvergunning hebben krijgen vaak pas laat toegang tot de juiste zorg. Daarnaast is de continuïteit van die zorg gebrekkig omdat er veelvuldig overplaatsingen plaatsvinden.
De cijfers zijn verontrustend: er is sprake van een hogere babysterfte rondom de geboorte, meer kinderen met een lager geboortegewicht en verminderde gezondheidsscores. De onderzoekers verwijten die voor een deel aan de minder goed georganiseerde geboortezorg voor zwangere asielzoekers. Stress en andere nadelige omstandigheden spelen ook mee. Verder wordt er vaker (onnodig) een spoedkeizersnede gebruikt, mogelijk vanwege taalbarrières.
In de Tweede Kamer ontstond veel ophef over de cijfers. Verschillende partijen stelden daarop vragen aan de minister. Het kabinet geeft in een reactie daarop aan de cijfers te betreuren, maar zet ook vraagtekens bij de conclusie dat dit zou komen door gebrekkige geboortezorg. ‘De toegang tot zorg is in Nederland goed geregeld en asielzoekers kunnen rekenen op professionele en toegankelijke zorg’, schrijft Faber. In plaats daarvan wijst ze op externe factoren en het feit dat ongeveer de helft van de zwangere vrouwen al zwanger is wanneer ze in Nederland aankomen.
‘Dat betekent dat ze in de eerste periode van hun zwangerschap mogelijk niet dezelfde zorg hebben gehad als wij in Nederland gewend zijn. Daarbij komt dat deze vrouwen vaak een zware reis achter de rug hebben op het moment dat ze in Nederland aankomen. Dit kan ook effect hebben op de ontwikkeling van het nog ongeboren kind en daarmee het geboortegewicht of geboorte-uitkomsten', aldus de minister.
Volgens de minister staat het buiten kijf dat ernstige complicaties onder zwangere vrouwen in opvanglocaties voorkomen moeten worden, maar daar wordt volgens haar ook al veel aan gedaan. Zo hebben alle opvanglocaties een speciale aandachtsfunctionaris die het aanspreekpunt is voor de betrokken zorgverleners en weet wie de zwangeren zijn. Ook is de zorg volgens Faber toegankelijk doordat er afspraken worden gemaakt met verloskundepraktijken in de omgeving.
Noodopvang
Ondanks dat de zorg volgens het kabinet dus doorgaans goed geregeld is erkend Faber wel dat de grootschalige inzet van noodopvanglocaties voor obstakels zorgt. Dit terwijl het uitgangspunt is dat in de noodopvang zo min mogelijk kwetsbare personen worden opgevangen. Het gebruik van noodopvang, dat vaak voor korte duur is, maakt het ingewikkelder om bijvoorbeeld de begeleiding van de aandachtsfunctionarissen en de verloskundigen goed te organiseren. Faber zegt toe de conclusies uit het Erasmus-onderzoek in overweging te nemen.
·166 x bekeken