De hetzers tegen sociale media zijn net zo kansloos als vroeger de tegenstanders van de boekdrukkunst.
Telkens wanneer er nieuwe media opduiken, krijgen onze elites last van hun veldwachtersreflex: omdat ze bang zijn voor verlies van hun opiniemonopolie.
Wie graag herinnerd wil worden als een visionaire redenaar, kan maar beter geen ex-commando en ex-bajesklant zijn met een reputatie als drankorgel en vrouwenverslinder. Ook helpt het niet als je jarenlang bent achtervolgd door het gerucht dat je een weigerachtige minnares van het balkon van je kantoor hebt geduwd.
Toch heeft de in 2003 overleden omroepbaas en ‘Mister Veronica’ Rob Out – want over hem hebben we het – tenminste één keer in zijn leven memorabele woorden gesproken. Dat was op 31 augustus 1974, toen Radio Veronica – destijds nog opererend vanaf een zendschip op de Noordzee – door nieuwe wetgeving werd gedwongen haar uitzendingen te staken. Dat er al in 1976 een doorstart zou komen als Hilversumse omroep wist toen nog niemand; alles leek definitief over en voorbij.
Terwijl de laatste minuten van Radio Veronica wegtikten, probeerde Out het verdwijnen van zijn zeezender – Neerlands eerste commerciële radiostation – in een historisch kader te plaatsen.
‘Duizenden jaren geleden,’ sprak hij met een duidelijke hoorbare snik in zijn stem, ‘ontdekte de mens hoe hij vuur kon maken. Hij is waarschijnlijk verbrand door zijn medemensen. Hij was een boosdoener, een piraat. Maar vanaf dat moment beschikten mensen over vuur om zich warm te houden, licht te maken en zelf voedsel te koken. Eeuwen later vond iemand het wiel uit. Hij is waarschijnlijk gevierendeeld op de pijnbank. Hij liet een geschenk na dat niet begrepen werd, maar de wegen naar alle delen van de wereld opende. Door alle eeuwen heen zijn er mensen geweest die de stoot gaven tot nieuwe ontwikkelingen. Met als enige wapen hun denkvermogen en hun creativiteit.
De woorden van Out waren – eerlijk is eerlijk – grotendeels ontleend aan de beroemde roman The Fountainhead (1943) van Ayn Rand, maar ze leken inderdaad goed aan te sluiten bij de inspanningen die de verzuilde omroepen jarenlang hadden gepleegd om hun succesvolle concurrent Veronica het zwijgen op te leggen. Ons publieke omroepbestel, had Out er nog aan toe kunnen voegen, stond eigenlijk al van aanvang aan in het teken van angst voor nieuwigheden. Want was iedereen blij toen de legendarische Haagse ingenieur en fabrikant Hanso à Steringa Idzerda op 6 november 1919 – met een zender van eigen makelij – Neerlands eerste radio-uitzending verzorgde?
Welnee. Vooral de politieke en godsdienstige elites die destijds in Nederland de lakens uitdeelden, hadden zware bedenkingen. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als in radio-uitzendingen zomaar dansmuziek ten gehore werd gebracht? Zedenverwildering lag op de loer.
Ook was het natuurlijk niet de bedoeling dat de eigen protestantse, katholieke of socialistische achterban via de radio zou worden geconfronteerd met de opvattingen van ‘andersdenkenden’. Om nog maar te zwijgen van het gevaar dat polemische redenaars de relaties met bevriende staatshoofden zouden kunnen verstoren.
Niets leek derhalve dringender dan beheersing en controle. Een speciaal ‘Radioreglement’ liet er in 1930 geen misverstand over bestaan: voor een ‘zendmachtiging’ kwamen alleen organisaties in aanmerking die konden aantonen ‘dat zij in zodanige mate gericht zijn op de bevrediging van de in het volk levende culturele of godsdienstige behoeften, dat hare uitzendingen uit dien hoofde geacht kunnen worden van algemeen nut te zijn’. Vijf organisaties voldeden aan die eis. Ze werden verdeeld over een christelijke radiozender (KRO en NCRV) en een niet-christelijke radiozender (AVRO en VARA, aangevuld met de kleine VPRO).
Elites die bang zijn dat burgers zomaar gaan zeggen wat ze op hun lever hebben en die, zodra er een nieuw massamedium opduikt, niets beters kunnen bedenken dan beheersing, controle en desnoods wettelijke verboden: waar doet die veldwachtersreflex aan denken?
Misschien wel aan Volkskrant-hoofredacteur Pieter Klok, die onze politici onlangs opriep om ‘op te staan tegen sociale media’.
Of aan literair-historicus en publicist René van Stipriaan, die in Trouw pleitte voor ‘schone sociale media’ die voldoen aan ‘Europese democratische staatsrechtelijke normen’.
Of aan de gereformeerde theoloog Ad de Bruijne, die in het Nederlands Dagblad schreef dat wie nu nog X gebruikt, ‘medeplichtig wordt aan de vernietiging van vrijheid en democratie’.
Of aan D66-prominent Kees Verhoeven, die bij EenVandaag een verbod van X bepleitte.
Het is elke keer hetzelfde autoritaire liedje, dat waarschijnlijk voor het eerst werd gezongen in het Vaticaan, toen de boekdrukkunst haar intrede deed.
Telkens wanneer er nieuwe media opduiken, krijgen onze elites last van hun veldwachtersreflex: omdat ze bang zijn voor verlies van hun opiniemonopolie.
Wie graag herinnerd wil worden als een visionaire redenaar, kan maar beter geen ex-commando en ex-bajesklant zijn met een reputatie als drankorgel en vrouwenverslinder. Ook helpt het niet als je jarenlang bent achtervolgd door het gerucht dat je een weigerachtige minnares van het balkon van je kantoor hebt geduwd.
Toch heeft de in 2003 overleden omroepbaas en ‘Mister Veronica’ Rob Out – want over hem hebben we het – tenminste één keer in zijn leven memorabele woorden gesproken. Dat was op 31 augustus 1974, toen Radio Veronica – destijds nog opererend vanaf een zendschip op de Noordzee – door nieuwe wetgeving werd gedwongen haar uitzendingen te staken. Dat er al in 1976 een doorstart zou komen als Hilversumse omroep wist toen nog niemand; alles leek definitief over en voorbij.
Terwijl de laatste minuten van Radio Veronica wegtikten, probeerde Out het verdwijnen van zijn zeezender – Neerlands eerste commerciële radiostation – in een historisch kader te plaatsen.
‘Duizenden jaren geleden,’ sprak hij met een duidelijke hoorbare snik in zijn stem, ‘ontdekte de mens hoe hij vuur kon maken. Hij is waarschijnlijk verbrand door zijn medemensen. Hij was een boosdoener, een piraat. Maar vanaf dat moment beschikten mensen over vuur om zich warm te houden, licht te maken en zelf voedsel te koken. Eeuwen later vond iemand het wiel uit. Hij is waarschijnlijk gevierendeeld op de pijnbank. Hij liet een geschenk na dat niet begrepen werd, maar de wegen naar alle delen van de wereld opende. Door alle eeuwen heen zijn er mensen geweest die de stoot gaven tot nieuwe ontwikkelingen. Met als enige wapen hun denkvermogen en hun creativiteit.
De woorden van Out waren – eerlijk is eerlijk – grotendeels ontleend aan de beroemde roman The Fountainhead (1943) van Ayn Rand, maar ze leken inderdaad goed aan te sluiten bij de inspanningen die de verzuilde omroepen jarenlang hadden gepleegd om hun succesvolle concurrent Veronica het zwijgen op te leggen. Ons publieke omroepbestel, had Out er nog aan toe kunnen voegen, stond eigenlijk al van aanvang aan in het teken van angst voor nieuwigheden. Want was iedereen blij toen de legendarische Haagse ingenieur en fabrikant Hanso à Steringa Idzerda op 6 november 1919 – met een zender van eigen makelij – Neerlands eerste radio-uitzending verzorgde?
Welnee. Vooral de politieke en godsdienstige elites die destijds in Nederland de lakens uitdeelden, hadden zware bedenkingen. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als in radio-uitzendingen zomaar dansmuziek ten gehore werd gebracht? Zedenverwildering lag op de loer.
Ook was het natuurlijk niet de bedoeling dat de eigen protestantse, katholieke of socialistische achterban via de radio zou worden geconfronteerd met de opvattingen van ‘andersdenkenden’. Om nog maar te zwijgen van het gevaar dat polemische redenaars de relaties met bevriende staatshoofden zouden kunnen verstoren.
Niets leek derhalve dringender dan beheersing en controle. Een speciaal ‘Radioreglement’ liet er in 1930 geen misverstand over bestaan: voor een ‘zendmachtiging’ kwamen alleen organisaties in aanmerking die konden aantonen ‘dat zij in zodanige mate gericht zijn op de bevrediging van de in het volk levende culturele of godsdienstige behoeften, dat hare uitzendingen uit dien hoofde geacht kunnen worden van algemeen nut te zijn’. Vijf organisaties voldeden aan die eis. Ze werden verdeeld over een christelijke radiozender (KRO en NCRV) en een niet-christelijke radiozender (AVRO en VARA, aangevuld met de kleine VPRO).
Elites die bang zijn dat burgers zomaar gaan zeggen wat ze op hun lever hebben en die, zodra er een nieuw massamedium opduikt, niets beters kunnen bedenken dan beheersing, controle en desnoods wettelijke verboden: waar doet die veldwachtersreflex aan denken?
Misschien wel aan Volkskrant-hoofredacteur Pieter Klok, die onze politici onlangs opriep om ‘op te staan tegen sociale media’.
Of aan literair-historicus en publicist René van Stipriaan, die in Trouw pleitte voor ‘schone sociale media’ die voldoen aan ‘Europese democratische staatsrechtelijke normen’.
Of aan de gereformeerde theoloog Ad de Bruijne, die in het Nederlands Dagblad schreef dat wie nu nog X gebruikt, ‘medeplichtig wordt aan de vernietiging van vrijheid en democratie’.
Of aan D66-prominent Kees Verhoeven, die bij EenVandaag een verbod van X bepleitte.
Het is elke keer hetzelfde autoritaire liedje, dat waarschijnlijk voor het eerst werd gezongen in het Vaticaan, toen de boekdrukkunst haar intrede deed.
De hetzers tegen sociale media zijn net zo kansloos als vroeger de tegenstanders van de boekdrukkunst.
Telkens wanneer er nieuwe media opduiken, krijgen onze elites last van hun veldwachtersreflex: omdat ze bang zijn voor verlies van hun opiniemonopolie.
Wie graag herinnerd wil worden als een visionaire redenaar, kan maar beter geen ex-commando en ex-bajesklant zijn met een reputatie als drankorgel en vrouwenverslinder. Ook helpt het niet als je jarenlang bent achtervolgd door het gerucht dat je een weigerachtige minnares van het balkon van je kantoor hebt geduwd.
Toch heeft de in 2003 overleden omroepbaas en ‘Mister Veronica’ Rob Out – want over hem hebben we het – tenminste één keer in zijn leven memorabele woorden gesproken. Dat was op 31 augustus 1974, toen Radio Veronica – destijds nog opererend vanaf een zendschip op de Noordzee – door nieuwe wetgeving werd gedwongen haar uitzendingen te staken. Dat er al in 1976 een doorstart zou komen als Hilversumse omroep wist toen nog niemand; alles leek definitief over en voorbij.
Terwijl de laatste minuten van Radio Veronica wegtikten, probeerde Out het verdwijnen van zijn zeezender – Neerlands eerste commerciële radiostation – in een historisch kader te plaatsen.
‘Duizenden jaren geleden,’ sprak hij met een duidelijke hoorbare snik in zijn stem, ‘ontdekte de mens hoe hij vuur kon maken. Hij is waarschijnlijk verbrand door zijn medemensen. Hij was een boosdoener, een piraat. Maar vanaf dat moment beschikten mensen over vuur om zich warm te houden, licht te maken en zelf voedsel te koken. Eeuwen later vond iemand het wiel uit. Hij is waarschijnlijk gevierendeeld op de pijnbank. Hij liet een geschenk na dat niet begrepen werd, maar de wegen naar alle delen van de wereld opende. Door alle eeuwen heen zijn er mensen geweest die de stoot gaven tot nieuwe ontwikkelingen. Met als enige wapen hun denkvermogen en hun creativiteit.
De woorden van Out waren – eerlijk is eerlijk – grotendeels ontleend aan de beroemde roman The Fountainhead (1943) van Ayn Rand, maar ze leken inderdaad goed aan te sluiten bij de inspanningen die de verzuilde omroepen jarenlang hadden gepleegd om hun succesvolle concurrent Veronica het zwijgen op te leggen. Ons publieke omroepbestel, had Out er nog aan toe kunnen voegen, stond eigenlijk al van aanvang aan in het teken van angst voor nieuwigheden. Want was iedereen blij toen de legendarische Haagse ingenieur en fabrikant Hanso à Steringa Idzerda op 6 november 1919 – met een zender van eigen makelij – Neerlands eerste radio-uitzending verzorgde?
Welnee. Vooral de politieke en godsdienstige elites die destijds in Nederland de lakens uitdeelden, hadden zware bedenkingen. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als in radio-uitzendingen zomaar dansmuziek ten gehore werd gebracht? Zedenverwildering lag op de loer.
Ook was het natuurlijk niet de bedoeling dat de eigen protestantse, katholieke of socialistische achterban via de radio zou worden geconfronteerd met de opvattingen van ‘andersdenkenden’. Om nog maar te zwijgen van het gevaar dat polemische redenaars de relaties met bevriende staatshoofden zouden kunnen verstoren.
Niets leek derhalve dringender dan beheersing en controle. Een speciaal ‘Radioreglement’ liet er in 1930 geen misverstand over bestaan: voor een ‘zendmachtiging’ kwamen alleen organisaties in aanmerking die konden aantonen ‘dat zij in zodanige mate gericht zijn op de bevrediging van de in het volk levende culturele of godsdienstige behoeften, dat hare uitzendingen uit dien hoofde geacht kunnen worden van algemeen nut te zijn’. Vijf organisaties voldeden aan die eis. Ze werden verdeeld over een christelijke radiozender (KRO en NCRV) en een niet-christelijke radiozender (AVRO en VARA, aangevuld met de kleine VPRO).
Elites die bang zijn dat burgers zomaar gaan zeggen wat ze op hun lever hebben en die, zodra er een nieuw massamedium opduikt, niets beters kunnen bedenken dan beheersing, controle en desnoods wettelijke verboden: waar doet die veldwachtersreflex aan denken?
Misschien wel aan Volkskrant-hoofredacteur Pieter Klok, die onze politici onlangs opriep om ‘op te staan tegen sociale media’.
Of aan literair-historicus en publicist René van Stipriaan, die in Trouw pleitte voor ‘schone sociale media’ die voldoen aan ‘Europese democratische staatsrechtelijke normen’.
Of aan de gereformeerde theoloog Ad de Bruijne, die in het Nederlands Dagblad schreef dat wie nu nog X gebruikt, ‘medeplichtig wordt aan de vernietiging van vrijheid en democratie’.
Of aan D66-prominent Kees Verhoeven, die bij EenVandaag een verbod van X bepleitte.
Het is elke keer hetzelfde autoritaire liedje, dat waarschijnlijk voor het eerst werd gezongen in het Vaticaan, toen de boekdrukkunst haar intrede deed.
·48 x bekeken